Maandag 7 mei. We zijn 13 dagen in Puerto Real op Puerto Rico. Het aantal dagen dat een gemiddelde werknemer aan zijn grote vakantie spendeert en bij ons zijn ze zomaar ineens weg. We willen weg. Naar de Bahama’s. Bijna 2 weken geleden op dinsdag 24 april vulden we onze watertanks om aan de 4 daagse tocht te beginnen. We huurden een auto om de laatste boodschappen te doen en wat materialen te halen voor kleine verbeteringen aan de (bij)boot. We beginnen 25 april vol goede moed aan het klusje dat we nog moeten doen voor we vertrekken, de intercooler lekt zout water in het koelsysteem. En als we daar toch mee bezig zijn dan kunnen we ook gelijk onze boiler installeren die ons dan warm water gaat geven als de motor heeft gelopen, wat een luxe. Er breekt een bout af en de extra werkzaamheden hierdoor kosten een extra dag. Zo vallen we van de ene in de andere klus en al snel zijn we 4 dagen verder en hebben we andere materialen nodig om alles te fixen. Weer een auto huren (openbaar vervoer kennen ze zo goed als niet op Puerto Rico), naar de Homedepot, weer naar de Wallmart, veel te druk dus naar de Econo supermarkt in Cabo Rojo voor weer een keer de laatste verse groenten, fruit en brood. De klus is geklaard. Het is ondertussen maandag 1 mei en we bekijken de weerkaart. Wind, veel wind en golven, hoge golven voorspeld voor onze route. We liggen verwaaid. We twijfelen, we hebben de wind van achteren dus we kunnen wel wat hebben maar we hebben zo geen zin in golven. We besluiten om te wachten op beter weer. Kunnen we ons wat beter voorbereiden op de Bahamas qua ankerplekken ed. Gaan we aan de slag met de stootrand voor de bijboot, prima dus. Dan maar een paar dagen later weg. En die paar dagen worden dus een week. In de Facebookgroep van de Bahama zeilers zie ik veel opmerkingen over wind, losgeslagen boten, onaangename ankerplaatsen ed. Blij dat we niet gegaan zijn.
We gooien de trossen los van de tanksteiger. Een vreemde Nederlander die op Cuba woont en op Puerto Rico is voor een boatdelivery wenst ons een goede reis. Dat wensen we ons zelf ook, zeker na zoveel dagen wachten.
Het eerste half uur is heerlijk. Wind in de rug, zeiltje op en we zeilen met 5 knopen door de Mona passage richting de punt van de Dominicaanse Republiek (DR). Na een half uur komen de golven. Na 2 uur krijgen we de wind op de kop. Motor aan in hoge golven, niet prettig maar het gaat. Zo varen we, nee schommelen we met een gemiddelde van 3,2 knopen naar de DR. We checken de windvoorspelling nog een keer en we hadden inderdaad de wind in de kont moeten hebben. Waarschijnlijk een soort accelleratiezonde rondom het eiland die niet in ons voordeel werkt. DR is nog lang niet in zicht op de kaart in iSailor op onze iPad. Het loopt tegen de avond als we een briesje uit de goede richting voelen. Motor uit, zeiltje op en zonder het lawaai van de motor doen we nog steeds dezelfde 3.2 knopen met uitschieters naar 3,6, traaaaaag. Het wordt donker, de golven blijven. Het is vermoeiend. Zo weinig voortgang en je wordt van de ene kant van de boot naar de andere kant geslingerd. Rustig een beetje doezelen op de kuipbank is er niet bij. Je moet je vasthouden aan een lier of iets anders om er niet af te stuiteren. Spullen die normaalgesproken binnen bij zo’n tocht prima op hun plek blijven liggen vinden toch een manier om los te raken en stuiteren door de boot. De curry die ik die ochtend maakte blijft tot mijn grote verbazing in zijn pan zitten. Ik krijg een enorme hoofdpijn en ben bekaf. Ik word pischagerijnig. Ik wil niet meer. Ik wil geen golven meer, ik ben er echt klaar mee en ik besef me dat we nog een paar dagen en nachten moeten. Als klap op de vuurpijl begint het te regenen. Als de regen en wind weg zijn en de golven blijven gaat de Benz weer aan. Ergens probeer ik nog wat slaap te vatten, in de kuip, op de bank, in het bed. Het lukt niet. Wat een kutzooi. Zo zat van dat zeilen.
Ik tel de uren op de klok, bijna 5.30. Het wordt een beetje licht. 6.15 de zon komt door, de motor gaat uit, het zeil gaat op en we doen bijna 5 knopen en kunnen de contouren van DR zien. Onze route ligt ver uit de kust dus het land blijft op afstand en volgens velen is dat een goede keus. Het geschommel is niet minder, de golven hebben er waarschijnlijk plezier in om Bolle telkens met een gangboorden in het water te krijgen. Van links naar rechts. We zetten met moeite koffie, bakken een broodje and are swinging in the sun. Als het nog geen songtekst is dan maak ik er wel eentje van. Het einde van de dag komt in zicht. De zon gaat weer onder, de gloed van DR blijft links naast ons nog een beetje zichtbaar. Het blijft droog. De wind valt weg maar ook op de motor houden we de 5+ knopen vast. Met de megawaves op de kont varen we een aantal uren op de motor. Van links naar rechts van rechts naar links. Ik slaap een uurtje op de bank, ingepakt tussen kussens en dekbedden om maar niet te rollen. Het helpt, een beetje. Als ik al die andere zeilersverhalen lees dan komt iedereen altijd uitgerust op de bestemming aan. Ik niet. Ik worstel mezelf door de nachten heen. Blijkbaar heb ik een paar dagen nodig om echt in te slingeren. Overdag gaat het makkelijker, een beetje soezen in de zon met mijn arm om een lier geslagen. Dat helpt mij de nacht wel door.
Ons visliertje begint te ratelen. We hebben beet. Na onze ervaring een poosje geleden met het bloedbad van een grote (en zeer smaakvolle) kingfish, gooi ik nu direct alle spullen vanuit de kuip naar binnen. Ruimte voor de slacht. Deze heeft tandjes roept Mark. Ai, ik weet het al. Het is een Barracuda. Schijnen niet heel lekker te zijn en er is een grote kans dat ze ciguatera hebben. Een ziekte waar je als mens ook flink ziek van kunt worden en waar je ook last van kunt blijven houden op langer termijn. We halen het dier binnen en hij is een beetje bozig. Hij ligt op de kuipvloer en ik zie de harde vormen van zijn kop en de gemene tanden in zijn bek. Deze wil ik niet eten zeg ik zachtjes tegen Mark die nog steeds best blij is met zijn vangst. Ik ben zelfs een beetje bang voor deze vis met die enge tanden voor in zijn snufferd. Met handschoenen aan peutert Mark de haak uit zijn bek. We gooien hem weer terug de oceaan in. Met een paar emmers water spoelen we de kuip schoon want het beest stinkt een uur in de wind. Het schijnt dat je kunt testen of de dieren ziek zijn. Als je ze laat liggen in de zon en er zitten na een uutje of twee nog geen vliegen op dan is die ziek. Ik blijf het beest ruiken. De rest van de dag en de nacht. De gebruikte handschoenen bleken in een hoekje onder mijn kuipkussen te liggen. Jakkes, smerig stinkbeest.
De nacht gaat redelijk. Er zijn moment dat we een beetje minder slingeren. Een beetje maar en eventjes maar. We besluiten dat we geen zin hebben in nog een nacht en dat we voor anker gaan bij Turks en Caicos om daar een nachtje bij te komen en bij te slapen.
We vragen ons af of Turks en Caicos wel bestaat. We moeten er vlak naast varen maar zien echt niks aan onze rechterkant. Geen lichtje of wat dan ook in het donker. De zon komt door en af en toe wordt het geschommel iets behapzamer. Mark tuurt en tuurt op zoek naar land maar ziet niks. Het valt mij op dat de wolken links van ons wel heel donker lijken en rechts van ons ziet het er een stuk frisser uit. Zouden we regen gaan krijgen? We hopen van niet en zeilen rustig met 6 knoopjes door. Mark blijft turen en ik lees een boek. Dan ziet Mark het, een lichtblauwe, turkoois groene lijn aan de horizon. Alleen met onze poloroid zonnebril op zie je het van zo ver weg. Blauw water, eindelijk blauw water. Het blauwe water van Turks en Caicos. Er moet dus ook land zijn. Nu snap ik ook ineens het verschil van de kleur van de wolken. De lichtblauwe kleur van de zee weerkaatst tegen de wolken daardoor zijn ze zo fris en licht van kleur. Een half uurtje later zien we land. Nou ja land, het is een grote zandplaat. Vogels kwetteren en vliegen ons om het hoofd, rond de boot en scheren over het water. Dit is hun thuis en wij zijn dankbaar dat we er van mogen meegenieten.
De vislijn begint te ratelen. Het zal wel weer wier zijn. Mark haalt de lijn binnen want wiervissen begint een beetje te vervelen. De lure is ongeveer 15 meter achter de boot als er ineens een vis in hapt. Mark is euforisch. Het dier speert van links naar rechts door het water en wil de lure lostrekken van de lijn. Wow, wat een grote blauwe vinnen. Dat is een blauwvin tonijn. Wat een joekel. Ik spring op van mijn bankje en zie plots een lege lure. Het dier heeft losgelaten. Een beetje beteuterd haalt Mark de lijn verder binnen. Hij was zo mooi, zulke blauwe vinnen, echt zo mooi blauw. Dan zien we een schaduw naast de lure zwemmen. Een grote schaduw. We laten de lure een stukje gaan en de schaduw gaat mee. Hij zwemt links, rechts en erachter. Zou het dan toch… We spelen ongeveer 5 minuten met de tonijn en de lure totdat de tonijn er geen zin meer in heeft en we zien de dikke, lange schaduw naar rechts schieten, de oceaan weer op naar weer een echte lekkere maaltijd. Bij het binnenhalen van de lijn zien we dat de haak zo dicht achter de kop van de lure zit dat de tonijn de haak ook met geen mogelijk in de bek had kunnen krijgen. Geluk voor hem en ons want misschien was dit formaat wel een maatje te groot voor ons. s Avonds murmelt Mark in zijn slaap. Ik denk dat het zoiets was als “wat een mooie grote blauwe vinnen”.
Na de niet gevangen tonijn en het eilandje varen we van 2000 meter diepte naar 4 meter water onder onze kiel en soms zelfs maar 2.3 meter. Dit zijn de ondieptes rondom Turks en Caicos. Door de zandbodem en het heldere water zijn de kleurschakeringen prachtig. Soms denken we dat er een eindje verderop een grote rotspartij in het water ligt maar als we dit op de kaart checken en weer omhoog kijken is die weg of verplaatst. Het zijn de schaduwen van de wolken. Normaalgesproken zie je dat niet op het donkere water. Het is wennen. Ik sta voorop de boeg en zie grote rotsen onder ons door glijden. Op de kaart staat dat we deze route kunnen doen maar ik kan nog niet inschatten hoeveel water er nog echt boven de rotsen zit. Ik kijk naar het zeewater en ik kijk naar de vogels die er overheen scheren. Ze zijn blauw of groen van onderen ipv wit. Die frisse kleur. Ik merk dat ik er ook een stuk vrolijker door wordt of zou dat komen doordat ik niet meer heen en weer geslingerd wordt? Mijn hoofdpijn zakt weg en de wind wakkert een beetje aan. We gaan op zoek naar een ankerplekje met een beetje beschutting want in mijn wens naar rustig water heb ik niet goed genoeg gekeken naar een beschutte ankerplek. Dat is nodig want de wind waait je de haren van het hoofd. Het anker ligt. We ruimen op. De rust keert terug op de boot en in mij, in ons. Mark drinkt een biertje, ik lees nog een paar bladzijdes uit mijn boek en val in slaap. Het is 18.00 en we hopen dat de officials ons niet oproepen via de marifoon of op de boot kloppen. We klaren namelijk niet in. Dat kan ook niet want voor het gemak hebben we ons in Puerto Rico afgemeld met een telefoontje. Dan krijg je geen uitklaar papieren maar omdat we naar de Bahama s gaan zou dat geen probleem moeten zijn. Voor Turks en Caicos zou je deze wel nodig hebben. We liggen hier ook alleen maar om nachtje te slapen en dat is goed gelukt achter ons dikke anker en op het mooie turkoois blauwe water. Wat een genot. Ik blijf er naar kijken.
Vaak heb ik tijdens deze reis van de afgelopen jaren gedacht van wat heb ik al die mensen aangedaan waar ik mee gewerkt heb. Die ik getraind en/of gecoacht heb. Veel dingen buiten de comfortzone. Een woord waar Mark van gaat braken als ik het in de mond neemt. Hij houdt van zijn comfortzone. Daarom zit hij op een boot die hij door en door kent. Toch varen we telkens naar nieuwe plekken, da’s toch ook best uit de comfortzone… Zo’n tocht als deze pusht mij altijd weer naar hoge hoogtes en diepe dalen, extremen. Blij, verdrietig, bozig en meer van dat soort shit. Het brengt mij ook weer terug bij mijn oorspronkelijke gedachte dat wanneer je de mensch ‘ontregelt’ hij het dichts bij zijn oorspronkelijke gevoel/gedachten kan. Ze liggen aan de opvlakte zo voor het oprapen. Je kunt makkelijker bij je gevoel. Je komt jezelf tegen en ik leer. Waarom zou een mens dat eigenlijk willen, bij je gevoel kunnen. Is het een modeverschijnsel dat je bij je gevoel moet kunnen komen? Of is het iets van alle tijden? Of is het iets van leeftijd?
Het is vrijdag 11 mei. 6.15, de zon komt weer op. We halen het anker op en nu echt naar de Bahama’s. Binnen ruikt het naar versgebakken brood. De watertemperatuurmeter geeft 29.3 graden aan. Ik geniet.
Geweldig geschreven . Geniet mee van jullie verhalen
Lieve Mark en Melinda,
Eindelijk weer een uitgebreid verslag van een stukje wereldreis waar jullie mee bezig zijn!
Mooi beschreven, ook je gevoel tijdens het varen als het een keer anders, lees heftig, er aan toe gaat.
Het begrip ‘dichter bij je gevoel komen’ , is voor mij iets te zweverig: Bij alles wat men doet komt gevoel bij kijken. Het is maar net of je iets leuk vindt of niet.
Maar wie ben ik….
Je kunt iets intens beleven, maar als je dat ‘iets ‘keer op keer beleeft, gaat het intense ervan af en wordt het gewenning.
Je verhaal is weer een mooie aanvulling op je blog.
Elke keer lees je verhalen met groot plezier!
Bedankt!